Poissance d'amour. Une vraie découverte que ce CD consacré aux "mystiques, moines et ménestrels en Brabant au XIIIe siècle". Explorant un répertoire rarement interprété, l'initiateur du projet, Björn Schmelzer, justifie le titre par la "poissance" de l'amour qui fonde alors toutes les pratiques musicales, qu'il s'agisse de la culture courtoise ou urbaine, des élans mystiques ou des dévotions cisterciennes à Villers-la-Ville. Il rétablit aussi la vérité historique en rappelant l'importance prise à l'époque par la cour de ducs de Brabant installés à Louvain. À la fin du XIIIe siècle, Marie de Brabant importera d'ailleurs à la cour de France des pans entiers de l'héritage littéraire et musical brabançon. Pour ce répertoire aux racines très profondes, et aux accents parfois byzantins, les voix, magnifiques, de l'ensemble "Grain de la voix", s'appuient sur la présence délicate et combien inspirée de l'instrumentation: Jan Van Outryve et Floris De Rycker aux cordes pincées, et Thomas Baeté à la vielle. Stéphane Renard (L'Echo, jul 2008)
« Mystiques, moines et ménestrels en Brabant au XIIIe siècle » : voilà un titre qui sonne comme une communication musicologique ! Et il est vrai que « Poissance d'amours » est le titre d'un traité brabançon de l'époque. Pas de panique : c'est le plaisir et l'envoûtement qui sont au rendez-vous tout au long de cet album magnifique. L'ensemble Graindelavoix, accompagné de quelques instruments judicieusement choisis, nous entraîne dans un voyage saisissant ! Michel Debrocq (Le soir, jul 2008)
Sous l'intitulé Poissance d'amours, titre d'un traité brabançon du XIIIe siècle dans lequel un maître inconnu fait découvrir au duc de Brabant l'ars amatoria, l'ensemble Graindelavoix a réuni nombre de pièces brabançonnes (Leuven et Villers) du XIIIe siècle issues de sources diverses. L'époque utilise différents systèmes de notations selon que la musique est monodique ou polyphonique. Cela entraîne de nombreux débats musicologiques quant aux valeurs des notes de la notation carrée utilisée pour les monodies et qui, au niveau graphique, ne fait aucune distinction rythmique. L'accompagnement instrumental reste également un mystère absolu pour les chercheurs. Plusieurs miniatures et sources littéraires suggèrent que les chants étaient accompagnés, bien que rien ne permette de le prouver. L'interprétation de ce type de musique repose donc en grande partie sur les choix de musicologues et/ou de musiciens qui s'accordent, en fonction des cas, plus ou moins de fantaisie(s). Dans son remarquable essai de présentation, Björn Schmelzer explique les options musicales et esthétiques prises pour cet enregistrement. Chacun se fera une idée de la pertinence de ces choix que rien ne permet de confirmer ou d'infirmer. Le programme élaboré ici est plutôt varié puisqu'il contient des plainchants, des chansons d'Henri III de Brabant, nombre de pièces anonyme de formes diverses ainsi qu'une pièce instrumentale. Le tout chanté a capella ou accompagné par des instruments à cordes pincées (de type luth) ou frottées (de type viole). Une certaine alternance permet de varier les couleurs sonores et d'éviter toute monotonie de timbre. L'ensemble de ce programme original est techniquement bien fait et enregistré. 9 Nicolas Derny, Crescendo
Met Paul Van Nevel, Philippe Herreweghe, René Jacobs, de Capilla Flamenca en vele anderen speelt België een vooraanstaande rol in de wereld van de oude muziek en authentieke uitvoeringspraktijk. Het ensemble Graindelavoix is nog net iets minder bekend dan de hoger genoemde artiesten, maar wie weet kan de Klara-prijs (beste Belgische productie) die het ensemble voor haar derde cd 'Poissance d'Amours' kreeg daar verandering in brengen. Ook naar een breder publiek toe, want deze verzameling religieuze en wereldlijke muziek uit het dertiende eeuwse Brabant zal ook niet-specialisten kunnen aanspreken. Het essay van Graindelavoix-leider Björn Schmelzer vormt een mooie en begrijpelijke inleiding op de muziek. Ook de digipack is bijzonder stijlvol, maar bovenal blijft 'Poissance d'Amours' muzikaal een boeiende plaat die zowel muziek van mystieke vrouwen als liefdesliederen laat horen. Het album klinkt door de variatie bijzonder rijk zonder extravagant te worden. In tegenstelling tot veel andere ensembles streven de vocalisten van Graindelevoix geen homogene ensembleklank na: het individuele stemgeluid van de vocalisten mag herkenbaar blijven. Dit werkt op deze plaat bijzonder mooi omdat de stemmen vaak in kleinere bezettingen te horen zijn. Bovendien versterkt deze praktijk de geloofwaardigheid wanneer er in verschillende rollen gezongen wordt, zeker wanneer de personages elk een eigen instrumentale begeleiding meekrijgen (het constante, drone-achtige vedelgeluid versus de getokkelde luit). Bovendien wordt hier vaak gekozen voor een recitatiefstijl met wat metrische vrijheid, waardoor de muziek dicht tegen het spreekritme aanligt en de luisteraar echt meegenomen wordt in de vertelling. 'Poissance d'Amours' wordt extra toegakelijk door de spontane en perfect logisch klinkende echo's van andere, soms populairdere genres. De individuele kleuren van de stemmen in combinatie met polyfonie en de melismen klinkt in 'Fuit in Bruxella Quidam Adolescens' Corsicaans, de bekende melodie van 'Men Mach den Nuwen Tijt' zal er vlot ingaan bij fans van Laïs en 'Amor m'est u Cuer Entree' is met de soepelde drive in wissel- en samenzang een potentiële meezinger. Wat 'Poissance d'Amours' echter het meest doet leven is de gevarieerde omgang met harmonie en melodie: af en toe wat harder en holler, dan weer zacht en afgerond. Bovendien worden verschillende stemvoeringen mooi naast elkaar geplaatst. Waar in 'O Ecclesia' van Hildegard von Bingen (het handschrift belandde in de abdij van het Brabantse Villers) alles heel eenvoudig blijft met een melodie boven een pedaalnoot, wordt in andere stukken alles uit de kast gehaald: éénstemmigheid evolueert naar holle parallellismen, diafonie en volwaardige polyfonie. Vooral wanneer deze evolutie zich voltrekt binnen één wordt de muziek opengetrokken. Hoever deze ontwikkeling kan voeren, wordt het best duidelijk in de stukken uit de Codex Montpellier waar twee quasi zelfstandige stemmen naast elkaar staan, aangevuld met een opvullende middenpartij. Naast de vocale muziek bevat de plaat ook enkele instrumentale tracks met een duidelijke strofe-refrein vormgeving: nu eens met danskarakter (Chose Tassin I'), dan weer met een oosters tintje door de unsino melodievoering (Chose Tassin III'), maar steeds precies gespeeld, waardoor het geheel fris klinkt. Dat 'Poissance d'Amours' op slechts drie dagen tijd werd opgenomen in de Predikherenkerk in Leuven en hier en daar de sporen draagt van onvermijdelijke omgevingsgeluiden (de klokken aan het einde van 'Je ne Cuidai Mes Chanter') doet geen afbreuk aan de geloofwaardigheid ervan. Integendeel: de plaat klinkt als uit het muzikale leven van de dertiende eeuw gegrepen. Maar dan niet in de schlagerbetekenis van de uitdrukking. Koen Van Meel, Kwadratuur
Het verhaal achter deze cd is aantrekkelijk zoals alle dromen: Leuven (!) was ooit, lang geleden, een klein Parijs met een mini-Île de la Cité in de vorm van een mandorla, de amandel die staat voor de plaats waar de twee kreitsen, hemel en aarde, God en mens, elkaar raken. Daar, in Leuven, floreerde een hof en ontstonden geleerdheid en kunst. Tegen die achtergrond verzamelden en construeerden Björn Schmelzer en zijn ensemble Graindelavoix een Brabants repertoire uit de dertiende eeuw. Ze brengen het op hun inmiddels vertrouwde manier, niet pseudohistorisch maar ook niet pseudoactueel, met een mengeling van volkse (zelfs folky) en verfijnde, Arabische en Vlaamse, geleerde en spontane elementen. Hoewel soms de twijfel toeslaat (zó ruw zullen ze toch aan geen enkel hof ooit gezongen hebben?) waan je je op meer dan één moment in de middeleeuwen. Dat is uiteraard een illusie, maar het is er een die verdomd goed werkt.(****) Stephan Moens, De Morgen
Met zijn derde cd op het Spaanse label Glossa slaat het jonge Vlaamse ensemble Graindelavoix andere wegen in. Na hun fel omstreden Ockeghem-cd en een cd met Bourgondische chansons, verkennen ze nu onbekend terrein: het muziekleven in Brabant in de 13de eeuw. Graindelavoix illustreert op deze cd drie sterk onderscheiden aspecten van dat middeleeuwse Brabantse muziekleven. Hertog Hendrik III was een verdienstelijk trouvère; in de abdij van Villers leefde een lokale gregoriaanse traditie en met Hadewijch bloeide de mystiek in Brabant. Met deze drie ingrediënten stelt Graindelavoix een overtuigende cd samen, die geen aspect van de Brabantse muziek onbelicht laat en waaraan bewonderenswaardig veel wetenschappelijk onderzoek voorafging. De soms rauwe, ongepolijste klanken van dit ensemble passen opvallend goed bij dit vroege repertoire. Juist door de quasi-improvisatorische, expressieve aanpak lijkt het bij momenten alsof een glimp van de middeleeuwse mystiek over de eeuwen heen tot in de moderne huiskamer geraakt. Om zo'n huzarenstukje te realiseren, heb je niet alleen lef, maar ook visie nodig. Diederik Verstraete, De Standaard
Graindelavoix heeft een schitterende cd gemaakt over het 13 de eeuwse muziekleven in Brabant. De rijke, gevarieerde verzameling composities, bijeengebracht door dirigent Björn Schmelzer, laat ons eenstemmige tot polyfoon rijk geornamenteerde werken horen die klonken ten tijde van de Brabantse Hertogen. Een knappe uitgave, met interpretaties die je naar de keel grijpen! Renate Weytjens, Klara
IRDISCHE UND HIMMLISCHE FREUDEN Jede moderne Interpretation mittelalterlicher Musik hat notwendig etwas Spekulatives. Wenn sich aber ein bestimmter Aufführungsstil, der „richtig“ klingt und überzeugt, erst einmal auf breiter Linie durchgesetzt hat, dann verwechselt das durch Konzerte und Plattenaufnahmen geeichte Ohr diesen Stand der Interpretation allerdings ganz gerne mit der historischen Wahrheit. Ohrenöffner, die die etablierten Pfade verlassen und Neues riskieren, sind daher hochwillkommen. Gegen das Gewohnte auf der Grundlage aufführungspraktischer Kenntnisse und sicherer musikalischer Instinkte anzumusizieren, ist ein Markenzeichen des belgischen Ensembles Graindelavoix. Wie sich der Interpretations-Kanon Alter Musik um neue Farben erweitern lässt, hat die Gruppe um den Sänger-Dirigenten Björn Schmelzer schon bei zwei Vorgängerprojekten bewiesen. Die Missa Caput von Johannes Ockeghem wurde durch die alte französische Verzierungspraxis der Machicotage in ein Stück Neue Musik zwischen Orient und Okzident verwandelt. Auch weltlichen Stücke aus der Feder von Binchios gewannen durch instrumentale und vokale Improvisationen eine ungeahnte Modernität. Auf der jüngsten Platte haben sich die Musiker/innen und Sänger/innen des seltenen Repertoires ihrer eigenen Heimat angenommen: Musik der Troubadoure, Mönche und Mystikerinnen aus dem Brabant des 13. Jahrhunderts steht auf dem Programm. Schmelzers ausführlicher Essay im Beiheft lässt erahnen, wie aufwändig die Recherche zu dem Projekt gewesen sein muss. In loser Verschränkung finden sich geistliche und weltliche Liebeslieder, die einmal die Schöne Dame, ein anders Mal Heilige besingen. Gleich der eröffnende Hymnus O Ecclesia der Hildegard von Bingen, der als Handschrift in die Zisterzienserabtei von Villiers gelangt ist, erfährt eine faszinierende Neudeutung als liturgisches Minidrama. Ungewöhnlich ist die Besetzung mit einer Männer- und einer Frauengruppe (handelte es sich um ein Doppelkloster?). Üppige Ornamente steigern den großzügigen Schwung des Stücks ins Ekstatische. Alles andere als asketisch klingen auch die aus Villiers selbst stammenden Stücke, die als improvisierte Organa dargeboten werden. Dass Graindelavoix neben einer diskret farbigen Instrumentierung auch eine prononcierte nasale oder kehlige Färbung der Stimme nicht verschmäht, verleiht jedem Stück ein unverkennbares Kolorit. Das ist für die hochsubjektive Lyrik brabantischer Mystikerinnen ebenso angemessen wie für die diversen Minnegesänge, die zum Teil aus fürstlicher Feder stammen. Diese Alte Musik wird dem modernen Hörer gerade dadurch nahe gebracht, dass ihre ästhetische Fremdheit betont wird. Graindelavoix projiziert sie in ein nach wie vor wenig erschlossenes Land zwischen historischer Kunst- und Volksmusik, zwischen eingängiger Stilisierung und archaischer Unmittelbarkeit. Die Alte Musik wird zur Neuen Musik. Ich wünsche mir noch weitere derart farbige Hörabenteuer auf diesem Niveau! 18/20 Georg Henkel, Musik an sich
De groep Graindelavoix, acht jonge zangers onder leiding van Björn Schmelzer, liet zich vlug opmerken door zijn vocale kwaliteit en door de onorthodoxe aanpak van het gekozen muziekmateriaal. Poissance d'amours is een verzameling van 13 de eeuwse muziek uit Brabant en andere streken, gecomponeerd door vaak vrouwelijke componisten zoals Hildegard van Bingen en Hadewijch van Brabant. Op het eerste zicht lijkt het om niet bepaald toegankelijke werken te gaan, maar schijn bedriegt: in de vertolking van Graindelavoix worden ze springlevend. Mirek Cerny (Het Nieuwsblad, aug 2008)
“Poissance d'amours” est le titre d'un traité brabançon du XIIIe siècle, dans lequel un maître inconnu fait connaître aux ducs de Brabant l'ars amatoria . C'est aussi le titre de ce disque éminement original proposé par Björn Schmelzer et son excellent ensemble Graindelavoix. Une balade musicale dans le Brabant XIIIe entre Louvain et Villers-la-Ville, et en passant par quelques religieuses mystiques de la région, soutenue par un beau texte de pochette signé Schmelzer lui-même. Musique sacrées et profanes s'y mêlent habilement, de même que le latin, le français et le flamand. Le tout sur une étiquette espagnole qui aime explorer les territoires méconnus. Nicolas Blanmont (La Libre Belgique, aug 2008)
Cette reconstitution des multiples facettes de la puissance de l'amour à travers la musique des "mystiques, moines et ménestrels en Brabant au XIIIe siècle" est l'occasion d'une nouvelle réalisation époustouflante de Manuel Mohino. Les voix des huit chanteurs, souvent en solistes ou en dialogue, a capella ou accompagnés de luth ou guiterne, optent pour un timbre inhabituellement naturel, proche de la récitation, et son restituées avec un réalisme cru, une âpreté qui donne la sensation troublante de la presence physique, véritablement corporelle, des musiciens. Y contribue également un magnifique jeu sur l'enracinement spatial et la longue réverbération naturelle d'une église qui porte et amplifie les voix, sans nuire à la précision et à la transparance.(Le choix de l'audiophile, juillet 2008) Philippe van den Bosch, Classica Répertoire
„Die Macht der Liebe ist der Antrieb, der die Mystiker, Mönche und Minnesänger im Brabant des 13. Jahrhunderts verbindet“ – so Björn Schmelzer in seiner hervorragenden CD-Einführung, die nicht nur Liebhabern mittelalterlicher Musik viel zu bieten hat, sondern auch Historikern und Musikwissenschaftlern. Das reichhaltige und einzigartige musikalische Erbe Brabants lässt noch viele Fragen offen, auch in Bezug auf die Aufführungspraxis. Unterschiedliche musikalische Gepflogenheiten bestanden nicht nur zwischen geistlicher und weltlicher Musik, sondern auch zwischen den Gesängen verschiedener Orden, wie den Dominikanern und Zisterziensern, sowie denen der Mystikerinnen Hadewijch von Brabant oder Beatrice von Nazareth. Dazu kommt noch eine Notation, die keine bestimmte Besetzung vorsah und unterschiedliche Interpretationen erlaubte. Was Björn Schmelzer und sein Ensemble Graindelavoix hier in stellenweise experimenteller Herangehensweise und mit Hilfe von Rekonstruktionen ans Tageslicht befördern, hat aber nicht nur einen immensen Repertoirewert, sondern ist ein absoluter Hörgenuss von grandioser atmosphärischer Dichte und Spannung. Das brillant gestaltete und zusammengestellte Programm beinhaltet Lieder des Herzogs Hendrik III von Brabant und von mittelalterlicher Mehrstimmigkeit zeugende Gesänge Goswin van Bossuts aus der Zisterzienserabtei Villers, etwa die Hymne Gaude Mater ecclesia oder der sehr melismatische Satz Fuit in Bruxella quidam adolescens . Dazu kommen Gesänge zur Krönungszeremonie Maria von Brabants, die sich aus dem Codex Montpellier speisen, der in großen Teilen die höfische Musikkultur Leuvens, der Hauptstadt Brabants, wiederspiegelt. Neben instrumentalen Estampien des Minnesängers Tassin finden sich auf dieser auch klanglich hochwertigen Produktion unter anderem Lieder der Mystikerin Hadewijch von Brabant und die Sequenz O Ecclesia Hildegard von Bingens, die enge Beziehungen zu der Zisterzienserabtei von Villers pflegte. Die hier versammelten weltlichen und geistlichen Schöpfungen vermitteln einen Eindruck der damals üblichen Stile und entfalten in ihrer beinahe schon hypnotisierenden Wiedergabe durch das Ensemble Graindelavoix eine ungeheure Expressivität. Björn Schmelzer scheint der ursprünglichen Kraft dieser Musik zu vertrauen und kombiniert klassisch geschulte Stimmen mit Sängern aus dem Bereich der Ethnomusik, was ein unerhörtes, zu gleichen Teilen schwereloses wie erdiges Klangbild zur Folge hat. Hier zählt keine künstlich erzeugte Homogenität, sondern allein Ausdruck und eine immer wieder sehr urwüchsige Musizierhaltung. Das Neben- und Miteinander von glockenhellen, warmen, kehligen oder nasalen Stimmen führt durch die unterschiedlichen Ausdruckswelten dieser Gesänge auf faszinierend natürliche Weise und ist schlichtweg ein Ereignis; man höre nur Hadewijch von Brabants Ay, in welken soe verbaert die tijt , das Strophenlied Amour m'est u cuer entree von Herzog Hendrik III. oder Goswin van Bossuts Gaude Maria filia Syon . Leider fehlen im Booklet Angaben zu den Ausführenden. Das ist zwar bedauerlich, schmälert aber in keiner Weise den Genuss dieser einzigartigen Musik und ihrer betörenden Wiedergabe.10 Christof Jetzschke, Klassik Heute
L'amour au pouvoir! Ce disque est un formidable ancrage dans la réalité physique de compositeurs investis de "poissance d'amours" qu'elle soit mystique, religieuse, ou charnelle. Pour son troisième enregistrement, l'ensemble Graindelavoix fait visiter Louvain et le Brabant flamand au XIIIe siècle, avat que la cité ne s'enorgueillisse de la création de sa célèbre université. Louvain alors, c'est plutôt l'Hertogeneiland, île au centre de la ville dont l'analogie avec l'île de la Cité parisienne ne réside pas que dans la forme: y trône la Predikherenkerk; église catholique construite en 1260 sur le modèle de la Sainte-Chapelle, puis couvent dominicain en charge de la musique de la chapelle des princes de Brabant, Règne Henri III de Brabant, trouvère renommé et père de Marie, future femme de Philippe III le Hardi: le lien du Brabant à la court de France est étroit, les filiations littéraires et musicales récemment étudiées. Au-delà d'Henri III et de des pairs, trouvères brabançons, Graindelavoix et son leader Björn Schmelzer étendent le propos à l'abbaye cistercienne de Villers, au sud de Bruxelles, titulaire de recueils d'Hildegarde de Bingen, mais aussi aux oeuvres de religieuses mystiques du Brabant, Béatrice de Nazareth, Hadewijch et Christina von Stommeln. Quant au titre, repris de celui d'un traité brabançon sur l'ars amatoria, il évoque bien ce qui unit tous ces musiciens et poètes. Avec en ouverture une très belle version de l'O Ecclesia de Hildegard von Bingen sur faux-bourdon grave de toute splendeur, voilà un disque qui dépoussiérera bien des habitudes d'écoute. Björn Schmelzer, avec un choix de voix très typées et differenciées, magnifiquement âpres, ne fait pas dans le "joli" ni dans l'ellipse: il enracine directement le chant dans la terre de Flandres, avec pour résultat paradoxal de donner à la fois une identité très forte au répertoire, mais aussi une profonde universalité. S'ajoute à ce choix radical une volonté de narration, d'appui sur le texte, de découpage des phrases, dont découle directement une proposition pas seulement sonore ou timbrique, mais une forme de mise en scène d'histoires à chaque fois différentes: il n'est que d'écouter "N'est pas saiges ki me torne a folie" du Chansonnier de Noailles, ou le condensé de théâtre qu'est "Biau Gillebert, dites s'il vos agree" de Henri III de Brabant pour comprendre avec quelles intuition et concision Schmelzer donne force et présence à la composition, au-delà d'une simple proposition conforme à la véracité. Un tel enregistrement ne peut laisser indifférent, et à vrai dire on peut ne ps apprécier cette approche parfois abrupte. Mais elle semble à nos oreilles aussi légitime, et en tout cas cohérente, que l'esthétique désormais aboutie des Pérès et autres Van Nevel. (Beau travail de Manuel Mohino, fidèle au "grain" des interprétations.) R10Classica! Sophie Roughol (Classica Répertoire, jun 2008)
Een groep die zich noemt naar een boek van Roland Barthes, wekt belangstelling op. Bij Graindelavoix - het vocaal ensemble geleid door de Antwerpse bas (sic) en musicoloog Björn Schmelzer - blijft het niet alleen bij woorden. Met Poissance d'Amours, genoemd naar een middeleeuws traktaat over de liefdeskunst, levert de groep zijn derde en meest fascinerende cd af. De muziek brengt ons terug naar het hertogdom Brabant van de dertiende eeuw. In één soepele beweging verbindt Graindelvoix de mystiek van Hildegard van Bingen en Hadewijch met de wereldse liederen van hertog Hendrik III, geestelijke finesse in Latijn met natuurkrachten in oeroud Vlaams. Het bindmiddel? De intensiteit van zinderende stemmen! Frank Heirman, Gazet van Antwerpen
Una inquietante cubierta, cual plato cuadragésimo en la célebre Dinner's Party de Judy Chicago (Brooklyn Museum de Nueva York), y un CD de un suave color violáceo metalizado es la espectacular presentación del tercer trabajo de Graindelavoix. Todo está pensado, ningún cabo suelto, coherente con el tremendo e inteligente programa que nos presenta ese cantor y músico absoluto que es Björn Schmelzer. Por partes: esta formación (¿cuándo cantará en España?) realizó un monumento impagable a la música tardomedieval en su primer registro, la misa Caput de Johannes Ockeghem; temblamos. El segundo disco, prueba de fuego tras el espectacular estreno, fueron los desolados planctus de Gilles Binchois; nos desgarraron. Tras sendos éxitos, cambian totalmente de tercio, estilo y época, y se van más atrás (gracias, gracias), y no más adelante, como suele ser habitual: hay más mercado y "se entiende" mejor cuanto más cercano, dicen. Además, se atreven con la monodia, con la homofonía, y con los instrumentos. Pues bien: quienes habían cautivado por su maestría polifónica muestran la misma competencia en los otros campos de la música medieval. Esta maravilla, tan redonda y con el mismo agujero en medio que cualquier otro CD, la han dedicado a un programa inédito, inusitado (que es distinto), visionario, sublime y documentado (el amigo Schmelzer cita una bibliografía en las notas que algunos libros envidiarían). Recrea el ambiente de Brabante en el siglo XIII, místico y profano. Para ello, abren con una soberbia interpretación de la secuencia O ecclesia de Hildegarda de Bingen, tan grabada pero que aquí parece nueva. No está traída por los pelos, como tantas veces la abadesa renana, un auténtico icono comercial: en Brabante estaba la abadía cisterciense de Villers, que atesoraba varias de sus obras, entre ellas el célebre códice Dendermonde. Además, los holandeses se atreven a ponerle música, por el procedimiento del contrafactum, a tres poemas de Hadewijch de Amberes (ay, quienes persigan como yo música de mujeres en la Edad Media, ¡qué regalo!), e interpretan el canto llano con el que se arrebató otra mística de la tierra: Beatriz de Nazareth, con fuentes de dicha abadía femenina (en Lier). ¡El riesgo por divisa! Junto a ello, música bellísima de troveros tardíos del duque Enrique III de Brabante y su entorno cantando al amor: nuevos descubrimientos. Los instrumentos se emplean con una sutileza admirable, como los floreos vocales de ciertas cláusulas. Timbres, voces, improvisaciones, grano de la voz... que no se improvisan de un día para otro. Qué oficio, vaya. Por encima de todo, el buen gusto de este conjunto, su imaginación y sus ganas de fascinar aunando lo antiguo, lo contemporáneo y lo tradicional (cronológicamente terra nullius). Porque ¿han visto su página web? No voy a referirme ni a ella ni a las notas magistrales al disco (un aperitivo, el precioso concepto de "herencia acústica") para no pisarles la emoción de hacerlo ex nihilo. Junto a ello, planea Judy Chicago hermanada con la cita de Barthes que da nombre al grupo. Para terminar, otro sorprendente regalo: la interpretación de una pieza instrumental fragmentaria del Códice de Las Huelgas. Justificada su elección por criterios histórico-musicológicos, prefiero entenderlo como un guiño a la patria de Glossa, un detalle más, entre tantos. En resumen: músicos heterodoxos para un repertorio idem: beguinas y begardos de hoy en el panorama de la música antigua, tan canónico tantas veces. Björni dicamus gratias. Josemi Lorenzo Arribas, Diverdi
