Wynold Verweij
Dat het vocaal ensemble Graindelavoix en pianist Jan Michiels elkaar hebben gevonden in het concertprogramma Epitaphs of Afterwardsness is niet vanzelfsprekend, en juist daarom uitdagend. Graindelavoix, dat in zijn polyfonisch repertoire haarscherp langs perfectie scheert en Jan Michiels, die de muziek van de 20e en 21e eeuw steeds van nieuwe perspectieven voorziet, ontmoeten elkaar in een kruisbestuiving tussen de middeleeuwse componist Guillaume de Machaut en de Hongaarse componist György Kurtág (°1926). Een gesprek met Björn Schmelzer, oprichter en dirigent van Graindelavoix.
Epitaphs of Afterwardsness is opgebouwd uit tien onderdelen van Machaut’s Messe de Nostre Dame (voor 1365), gezongen door zes zangers van Graindelavoix. Elk van de delen wordt geflankeerd door pianofragmenten (Jan Michiels) van vooral György Kurtág, maar ook van Xenakis, Ligeti, Walter en JS Bach. Door de stukken van Machaut tussen stukken van o.a. Kurtág te zetten ontstaat de neiging van de uitvoerders om de componisten met elkaar te vermengen.
“Je krijgt soms het gevoel dat Kurtág ouderwetser klinkt dan Machaut“
Aan Björn Schmelzer de vraag hoe dat werkt. Schmelzer: “Dit leidt ertoe dat de muziek van zowel Kurtág als Machaut en de anderen begint te zweven in een beleving die niet meer aan tijd is gebonden. Simpel gezegd: nadat wij een deel van Machaut hebben gezongen speelt Jan Michiels en dan luisteren wij natuurlijk naar dat pianostuk. En Jan luistert naar onze Machaut. Dat is van een rijkdom die niet te vatten is. Je wordt als uitvoerder deelachtig aan een actieve luisterervaring. En het is alsof je, op het moment dat je Machaut hoort na Kurtág, alsof Kurtág in Machaut en Machaut in Kurtág doorklinkt. En je krijgt soms het gevoel dat Kurtág op veel momenten ouderwetser en archaïscher klinkt dan Machaut. Dat levert een enorme vitale anachronie op. Want als je alleen maar naar 14e eeuwse muziek luistert, heb je na een half uur of na zelfs tien minuten zoiets van: dat heb ik nu wel gehoord. Maar hier heb je een continue switch van perspectief.”
De titel van het concert Epitaphs of Afterwardsness verwijst naar een begrip uit de psychoanalyse, waar Sigmund Freud stelt dat een trauma nooit op het ontstaansmoment zelf, maar pas later betekenis krijgt. En dat werkt niet alleen zo bij trauma’s maar ook bij luisterervaring van muziek. Schmelzer: “Dat is iets wat wij voortdurend meemaken als we naar muziek luisteren. Dat wil zeggen dat op het moment dat je een noot hoort en vervolgens een tweede noot, dat die eerste noot anders klinkt. Het is iets dat je in een vorm van tijdsduur ervaart. Je weet niet wat je hoort. Je hoort iets, maar je weet niet wat het is. En op het moment dat je verder luistert krijgt het betekenis, zeg maar retroactieve beluistering. Muziekstukken herdenken continu zichzelf, zij zijn epitafen (herdenkingen) van zichzelf. Dat rare spiegelende idee is eigenlijk de motor van ons programma.”
“Van belang is hoe wij, vandaag, die muziek ervaren”
Schmelzerstaat sceptisch tegenover geschiedkundigen die zich toeleggen op onderzoek naar de feitelijke situatie van historische evenementen. “Ik vind dat een ramp voor de musicologie en voor de kunstwetenschap in het algemeen”, zegt Schmelzer, “dit programma is ook een pleidooi voor een niet-historicistische visie op muzikale werken. En het is pas in het achteraf (afterwardsness) dat muziekstukken, maar ook kunstwerken in het algemeen, betekenis krijgen. En je kan de betekenis van een kunstwerk dus niet reduceren tot zijn al dan niet gefantaseerde oorspronkelijke betekenis of intentionaliteit van de componist. Van belang is hoe wij, vandaag, die muziek ervaren. Onze ervaring is authentiek, precies omdat ze zich achteraf manifesteert, vanuit een moment van terugkijken.”
Jan Michiels en u delen bewondering voor het werk van de Franse schrijver Marcel Proust. Hoe komt die in dit concert tot uitdrukking?
Schmelzer: “Proust heeft ooit geschreven dat dat kunstwerken doodgaan. Ze sterven in hun oorspronkelijke context en ze worden dan herboren in hun eigen vervreemding, zoals ze in een museum hangen. En het is pas dan dat ze echt als kunstwerken relevant worden. En dus wat Marcel Proust eigenlijk zegt, is dat een kunstwerk alleen maar kan bestaan bij de gratie van zijn intrinsiek verlies. Van zijn afsterven. Ook muziek is een continue zwanenzang. Op het moment dat het stuk eindigt, ben je ofwel verzadigd, ofwel wil je het stuk opnieuw horen. En dus je kan niet anders dan bij muziek de plaat opnieuw opzetten. En in een soort van herhalingsdwang terechtkomen. Dat is intrinsiek aan een muzikale ervaring. Onze zangers zingen dan in de zijbeuken en nissen van de kerk, je hoort hun ghost voices. Maar het verwijst natuurlijk naar het feit dat de meeste van die stukken een herdenkingsfunctie in zich bergen. Een hoop musicologen hebben gesuggereerd dat Machaud de Messe de Nostre-Dame voor zichzelf heeft geschreven. Voor zijn eigen nagedachtenis.”
Intrinsiek verlies komt ook tot uitdrukking in het slotstuk, Chaconne van JS Bach. Chaconne is afkomstig uit zijn tweede vioolpartita en is voor piano bewerkt door Johannes Brahms. Naar eigen zeggen bleef Bach’s melodie, wegens zijn emotionele lading, door zijn hoofd spoken.
Schmelzer: “Jan en ik hebben gekozen voor deze versie, ook omdat het een bewerking is voor één hand. Alleen de linkerhand. Maar wacht. Het is beter om te zeggen dat het niet voor de linkerhand maar zonder de rechterhand is geschreven. Want je voelt die amputatie. Je voelt dat gemis van die rechterhand. Het is natuurlijk ongelooflijk hoe Jan dat klaarspeelt. Het klinkt gothic. Je voelt die afwezigheid van die andere hand. Die andere hand ligt op zijn schoot. Als een soort slappe hand. Je voelt die amputatie, dus dat gebrek, dat gemis – ziedaar het concept van ons programma.”
Wat is eigen aan het geluid van Graindelavoix? Wat maakt Graindelavoix tot Graindelavoix?
Dat heeft te maken met de samenstelling van de naam Graindelavoix. Grain is eigenlijk the bone in the throat. Als je zingt, er iets is dat je niet in de hand hebt. In klassieke muziek, vooral ook in de westerse canon, zijn veel zangers erg bezig met het controleren van hun stem, van hun techniek. Het continu beheersen en het domesticeren van alles wat ontsnapt aan die techniek wordt niet gezien als een respectabele slip of the tongue. Maar dat onvolmaakte maakt vocale muziek juist zo interessant. Bij vocale muziek heb je continu dat soort van lapsussen: een intonatieprobleem, of een inflexie, of je hebt iets dat afwijkt van de partituur, een blue note of een glissando – al die dingen zijn, bij wijze van spreken, bone in the throat. Graindelavoix richt zich op alles wat ontsnapt aan het jargon, aan de canon. Daarmee willen wij werken. Dat is de continuïteit van alles wat wij doen. Voor mij is dat oude muziek in een hedendaagse praktijk. Het heeft niets te maken met het heropleven van oude muziek. Ik denk dat ons ensemble ondertussen zo gegroeid is dat we proberen daar een adequaat klankbeeld tegenover te brengen. Dat is wat het ensemble kenmerkt. Een enorm flexibele, plastische manier van om te gaan met die polyfone, contrapuntische schriftuur.”
WAT: Epitaphs of Afterwardsness
WIE: Graindelavoix o.l.v. Björn Schmelzer; Jan Michiels (piano)
FOTO’S: Cyrille Voirol (incl. featured image), Roger Lleixà
WAAR:
Maandag 30 september 2024 – Festival 20·21, Sint-Geertruikerk, Leuven, 20h30. Tickets: festival2021.be
Maandag 24 februari 2025 – Bozar, Brussel, 20h00. Tickets: bozar.be