Spel met de Tijd; Interview met Björn Schmelzer

Interview met Björn Schmelzer, in Tertio, 6 januari 2021, door Frederique Vanneuville

Spel met de tijd
“Sorry voor al mijn getater”, zegt Björn Schmelzer verontschuldigend aan het eind van het interview. De oprichter en dirigent van het ensemble Graindelavoix, dat internationale faam verwierf met hun unieke uitvoeringspraktijk van oude vocale muziek, is inderdaad een vlotte prater. Voor hem is het een manier om zijn ideeën verder te ontwikkelen.

“Soms kom ik thuis na een dag werken en zeg ik tegen mezelf: ‘Björn, echt, jongen’. Ik word moe van mezelf”, bekent Björn Schmelzer. “Maar ik heb dat niet in de hand, al doe ik wel mijn best. Ik ben soms echt too much. Misschien zou ik pilletjes moeten nemen. Nochtans kan ik ook uren aan een bureau zitten werken. Maar er zit een soort kinderlijk enthousiasme in me, een verlangen, of noem het een doodsdrift, het gevoel dat ik moet doen wat ik doe. Ik weet niet waar dat vandaan komt. Het lijkt een soort daemon. Ik zie dat bij mijn zangers ook. Elke mens heeft dat toch? Iedereen heeft iets te vervullen, een bepaalde taak, al begrijp je die vaak zelf niet goed en identificeer je je er niet eens mee, vind je het zelfs wat vervelend – maar het is er."

Graindelavoix is in gewone tijden soms wekenlang op reis om concerten te geven. Hoe vergaat het jullie in deze coronapandemie?
“Het is raar genoeg precies nog drukker dan anders terwijl we al sinds 8 maart niet meer hebben opgetreden. Voortdurend ben je bezig met werk te verschuiven en last minute dingen te regelen. Na maanden quarantaine en thuiswerken konden we onlangs toch weer repeteren. Dat gaf een zekere schok, het was bijna komisch vast te stellen dat je bijna niet meer weet hoe je je sociaal moet gedragen. Het is wel interessant dat je nu een soort reset hebt van alles. De dingen zijn niet meer vanzelfsprekend. Alsof je in een soort theater van het leven zelf bent beland, iets totaal surrealistisch. Ik ben daar wel voor te vinden, voor een gezonde vorm van vervreemding. Je ziet dat ook in onze praktijk als ensemble. Er zit altijd iets unheimlichs in ons werk. Sommigen vinden – ten onrechte – dat wat Graindelavoix doet, ‘natuurlijk’ en ‘spontaan’ is, terwijl anderen ons dan weer maniëristisch en artificieel noemen. Mij boeit het dat die tegenstelde inschattingen ons tegelijk worden toegedicht. Het is een kwestie van wat ze in de renaissance sprezzatura noemden, ‘bestudeerde nonchalance’, een rare manier om zoals in het theater zowel de vervreemding ten opzichte van je personage als het volledig incarneren ervan tesamen te brengen. Denk aan wat pleureuses doen, de professionele klaagvrouwen die meelopen in de begrafenisstoet, of aan de koren in Griekse tragedies. Wanneer we kunnen kijken naar mensen die emoties faken, zijn we zelf getroost en in staat om om te gaan met wat we niet kunnen bevatten. Dat concept vind ik interessant. Ik denk dat het bij muziek ook zo is. Het gaat erom zo goed en zo empathisch mogelijk iets te faken. Hoe dikwijls hebben we niet gehad dat mensen ons na een concert komen zeggen: ‘Hoe was het voor jullie? Je zult de extase toch ook wel gevoeld hebben?’ Dat bewijst dat de truc gelukt is, om zo te zeggen. Er is zoiets als authentiek faken. De leugen van de performance, op de een of andere manier: de virtuositeit en technische vaardigheden in die mate maskeren dat mensen de indruk krijgen dat het allemaal spontaan en vanzelf gaat.”

Is dat niet wat alle professionele zangers en kunstenaars tout court beogen?
“Als je zingt en je hebt een goede stem, dan riskeer je in die stem te zwelgen. Het publiek wil die stem horen. De truc is volgens mij om aan je zangers te zeggen dat ze dat moeten afbreken, dat ze er net niet in mogen zwelgen en tegen hun eigen estheticisme in moeten gaan. Ze moeten de partituur als het ware uitwringen, zoals in het middeleeuwse beeld van de bloedende Christus die in een wijnpers zit en door engelen wordt uitgewrongen; het bloed dat stroomt is dan de eucharistische wijn. Zangers snappen dat beeld goed. Je kan een lijn zingen en je kan dat prachtig doen. Maar bij de aanhef van een klaagzang bijvoorbeeld moet je voor de geloofwaardigheid van wat je voor een publiek brengt, de illusie wekken dat je op dat moment werkelijk pijn lijdt. Anders werkt het niet. Idem wanneer een zanger bij een rubato afwijkt van het strikte tempo: door de ene noot als het ware over de andere te trekken, geeft hij aan het publiek bijna de indruk dat hij problemen heeft met zijn partituur. Die tweespalt is moeilijk. Daar komt nog bij dat kunstenaars sowieso narcisten zijn. We maken iets en willen daarvoor aandacht en erkenning krijgen, maar je delft je eigen graf als je daarin zwelgt. Ik ben van opleiding antropoloog en werk sterk met het bijna catastrofale van wat zingen zou kunnen zijn, zoals je dat veel meer hebt in traditionele muziek. Waarom nemen flamencozangers drugs en drinken ze zoveel? Om hun stem te breken als een extreme vorm van het faken van pijn. Dat zijn bestaande technieken om de muziek authentieker te maken. Dat is wat kunst volgens mij doet: een bijna goddelijk faken. Dat boeit mij. Kunst heeft die taak, denk ik: het reële simuleren en op die manier afstand creëren van wat te dicht op je vel komt, namelijk je emoties en het feit dat je je emoties niet kan inhouden.”

Graindelavoix brengt middeleeuwse vocale muziek. Waarom kiezen jullie voor die periode?
“We willen de oude muziek redden uit de handen van mensen die denken dat die muziek hun bezit is (lacht hartelijk). We pogen een alternatief te bieden. Hoe zal ik dat zeggen? Kijk, onlangs kwamen er op de website van Kunstenpunt twee artikels die de oude muzieksector in Vlaanderen inventariseren. Daarin zit een sterk neoliberaal discours dat me erg stoort. Het argument om het over oude muziek in Vlaanderen te hebben, is dat er een grote markt voor is en dat oude muziek het marketinggewijs goed doet. Maar dat kan je over Coca-Cola ook zeggen. Het voornaamste punt is evenwel dat ik absoluut anti-historicistisch ben. Om een vergelijking te maken: in het christelijke geloof spreek je toch niet alleen over de historische Jezus? Het gaat over de incarnatie – of je daar nu in gelooft of niet. Dat God mens is geworden, die ongelooflijke move, dat is de kern van de zaak, niet de vraag of Jezus nu wel of niet getrouwd was met Maria-Magdalena. De meeste mensen die met oude muziek bezig zijn, proberen die muziek te reconstrueren ‘zoals het echt was’, als een soort re-enactment. Ik deel dat uitgangspunt niet. Ik zie daarin geen enkel verschil met iemand die zich graag verkleedt als soldaat in Waterloo of als Romein of middeleeuwse ridder. Wie op die manier aan oude muziek doet, benadert die muziek als een illustratie van een glorieus verleden. Dat vind ik moreel zelfs laakbaar. We moeten niet proberen terug te keren naar de oorspronkelijke situatie van de oude muziek. Wat was trouwens die oorspronkelijke situatie? Mij boeit het verleden precies vanwege de dingen die tussen de mazen van een bepaalde soort van officiële geschiedschrijving glippen. Om die reden heb ik in november een website gelanceerd over Jan van Eyck met een retroactieve lezing van enkele van zijn werken. Die website is eigenlijk een soort politiek project. Van Eyck wordt vandaag ingezet om onze Vlaamse natuur historisch te gaan funderen – alsof wij allemaal een beetje Van Eyck zijn –, maar wij weten niet wat voor iemand Jan van Eyck was! De manier waarop historici naar de 15de eeuw kijken, lijkt me ontdaan van enig gevoel voor emancipatorisch potentieel, alsof alles gezien moet worden in termen van het verkrijgen van macht en alsof een schilder als Van Eyck per definitie onderworpen was aan de machtsstructuren van de kerk en van het staatsapparaat van de Bourgondiërs. Darkvaneyck.com belicht net het subversieve in zijn schilderijen – de cracks, het punctum dat dat werk uit de baan van de geschiedenis slingert. Zijn schilderijen blijken een soort ambiguïteit te bezitten waarop geen sluitend antwoord kan worden gegeven. Daarom blijft die oude kunst zo boeiend. We moeten echt niet denken dat het subversieve een uitvinding is van de 20ste eeuw. Dat was in die tijd ook al bezig, alleen moeten wij die kunstenaars vandaag als het ware helpen door oog te hebben voor het appel dat in hun werk schuilgaat.”

Wat is het appel in de muziek die jullie brengen?
“In de muziek vanaf de 12de eeuw zit ook zo’n crack. Ze breekt met het traditionalistische idee van perfecte eenheid, harmonie en hiërarchie in de kosmos. Zelf geloof ik ook niet dat er zoiets is als een kosmische balans waarin alles en iedereen zijn plaats heeft. De vraag is net: wat is mijn plaats? Is dat niet wat Jezus zich ook heeft afgevraagd: wat is mijn plaats hier feitelijk, welke rol heb ik te spelen, wat is mijn positie? De 12de eeuw is het moment dat er in de geloofsbeleving een overgang is van een verheven, triomferende Christus naar een God die zich volledig geeft en als een verhakkelde mens op het kruis hangt. De richting keert resoluut van een opwaartse naar een neerwaartse beweging. Geen enkele godsdienst kent een God die zichzelf ontkent, die zijn goddelijke natuur verraadt. De contradictie in dat Godsbegrip is  fundamenteel. Als je mensen van de NV-A over het christendom hoort spreken, hebben ze het altijd over de christelijke waarden, maar niet over die contradictie, en, nogmaals, daar gaat het volgens mij in essentie over: dat er iets niet klopt. Jezus bracht een boodschap die alles op zijn kop zette, maar die boodschap krijg je maar moeilijk verkocht. ‘Verlaat uw moeder en vader om mij te volgen’ – wat een totaal ander soort gemeenschap en andere soorten engagementen creëert, los van bloedbanden en sociale posities. Daarin zit een enorm emancipatorisch potentieel. Maar zelfs christenen zijn vaak gechoqueerd als je hen daarop wijst.” “Dat brengt ons ver van Graindelavoix, maar het schraagt wel de manier waarop we werken. Het is de lijn die ik probeer te trekken in de uitvoering van die oude muziek. Er zit iets iconoclastisch in wat wij doen, absoluut. Ik ben altijd blij als mensen me zeggen: ‘Die Ockegem heb ik totaal niet herkend’. Dan hebben we een goede zaak gedaan. Dan hebben we Ockegem bevrijd uit het hokje waar hij vandaag in wordt gestoken door de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk die meent een ‘juist’ beeld van het verleden te hebben en die aan het verleden en aan oude muziek een historische waarde toekent die louter in het verleden ligt, zonder potentialiteit voor het heden.”
“Sommige van die oude muziek werd op een gegeven moment gecomponeerd en ging vervolgens in een soort winterslaap. Dat vind ik een mooi idee, dat muziek ergens in een bibliotheek rustig ligt te wachten tot iemand in de 21ste eeuw zo zot is om dat repertoire open te doen en te proberen uitvoeren. Dat heeft iets enorms, muziek die zo lang heeft liggen sluimeren in het papier. Als je die muziek uitvoert, heb je bijna het gevoel dat je je morele artistieke plicht hebt vervuld. Ze heeft ons nodig om te kunnen bestaan. Misschien is dat wel wat mij zo boeit: dat muziek gemaakt wordt voor de generaties die nog moeten komen. Hoe vaak voelen kunstenaars zich echt begrepen door hun tijdgenoten? Mijn vrouw speelt elektrische contrabas. Na een concert weet je eigenlijk niet wat je van die hedendaagse muziek vindt. Dat zeg ik dan ook tegen vrienden van me die eraan lijden dat hun werk weinig aandacht of erkenning krijgt: je maakt dat nooit voor je tijdgenoten. Ik geloof erg in het transhistorische aspect van muziek. Ook muziek uit pakweg de 15de eeuw is volgens mij niet gemaakt voor haar eigen tijd en heeft daar ook geen baat bij. In die zin is de historiciteit van die muziek niet belangrijk, al is het wel goed om te weten in wat voor een tijd Josquin of Carlo Gesualdo heeft geleefd: dan zie je hoe slim zij waren in het spel met de symbolische orde van hun tijd, net zoals Van Eyck met zijn schilderkunst.”

Hebt u het gevoel alleen te staan met uw visie op tijd, muziek, kunst, geschiedenis?
“We voelen ons met Graindelavoix een vreemde eend in de bijt van de oude muziek, zelfs al worden we regelmatig gevraagd om op te treden en te komen spreken. Naar mijn gevoel begrijpen mensen niet altijd hoe ik de dingen zie. Ik heb al zo vaak de vraag gehoord of wij met het zingen van die christelijk-religieuze muziek dan misschien propaganda maken voor de kerk. Of we worden in het hoekje van de new age geduwd. Mensen komen ons na een concert dan zeggen dat ze zich zo geheeld voelen door naar ons te luisteren. Tant mieux, ik heb daar niets op tegen en daar is op zich niets verkeerds mee, maar zoals ik al zei geloof ik helemaal niet in holisme. Misschien is dat ook wel waarom ik een boek heb willen schrijven. Niet dat ik het gevoel heb mensen te moeten overtuigen. Maar als je iets aan het denken of maken bent, zijn de dingen ook voor jezelf niet altijd duidelijk. Door een boek te schrijven of een cd te maken of een concert in elkaar steken, kom je zelf tot een punt waar je de dingen duidelijker ziet.”

Time Regained. A Warburg Atlas for Early Music is niet zomaar een boek.
“Onze ‘atlas’ is ontstaan in het kader van een tentoonstelling rond oude muziek in Utrecht. Ik suggereerde om iets te doen zoals de Bilderatlas Mnemosyne van Aby Warburg, een joods kunsthistoricus uit Hamburg die vanaf 1927 (sic) op houten panelen afbeeldingen van kunstwerken uit verschillende periodes en regio’s samenbracht met krantenknipsels en advertenties uit zijn tijd. Hij overschreed zo de grenzen tussen tijdperken en tussen disciplines als kunstgeschiedenis, filosofie en antropologie – ongezien in die tijd. Mijn vrouw en ik hebben dat concept proberen te adapteren naar muziek. Met de paradox natuurlijk dat muziek ontsnapt aan beeld en een totaal ander medium is. Het resultaat is een erg uit de kluiten gewassen catalogus.”

Had u een plan in uw hoofd toen u bijna 20 jaar geleden met Graindelavoix begon? Of bent u zelf verrast over waar jullie nu staan?
“Ik heb het zelf erg moeilijk met het kijken of luisteren naar het werk dat we zelf hebben gemaakt. (lacht hartelijk). Als je zo zegt dat we nu bijna twintig jaar bezig zijn… (begint bijna te hakkelen). Ik weet eigenlijk niet wat ik daarop moet antwoorden. Al gaande heeft de weg zich gebaand. Dat is echt zo. Er was geen vooraf uitgewerkt plan. In het begin hadden we met een vijftal partners in crime het idee een ander ensemble te willen zijn voor polyfone muziek en gaandeweg is duidelijker geworden
wat ons parcours was. Het interessante aan Graindelavoix is dat we niet allemaal hetzelfde denken. Ieder blijft zichzelf. Tegelijkertijd is er de wil om ieder met zijn eigenheid in het collectief op te gaan. Soms voel je dat in de humor – veelal zwarte humor. We zijn nogal goed in het relativeren van wat we doen. Niet dat het ons niet kan schelen. Het is meer een houding van ‘zie ons hier bezig’, ‘wat zijn we eigenlijk aan het doen?’. We zitten vaak te lachen met elkaar.”